Post Description
‘I was a dreamer / Staring out windows / Out on the main street / That’s where the dream goes’, zo klonk het ondertussen elf jaar geleden op Villagers’ doorbraakhit “Becoming a Jackal”. Toen was Conor O’Brien (niet te verwarren met talkshowhost Conan O’Brien of Conor Oberst van Bright Eyes) nog frontman, zanger, gitarist, songsmid, illustrator: zeg maar manusje-van-alles en zowat de enige inwoner van zijn eigen bijeengedroomde dorpje. Debuutplaat Becoming a Jackal werd in 2010 meteen opgepikt en genomineerd voor de prestigieuze Mercury Prize, waarna O’Brien als voorprogramma op tour ging met onder andere Neil Young en Tracy Chapman. Gaandeweg groeide Villagers uit tot een volwaardige band, al hield de man steeds de teugels strak gespannen en was hij verantwoordelijk voor zowat alle creatieve beslissingen en muziek.
Of hij zich nu een baard aanmeet of zijn grijze haren laat zien, Conor O’Brien heeft nog steeds die jeugdige en guitige blik in zijn ogen. Toch gaat achter die jonge ogen (hij is nog altijd maar 37) een oude ziel schuil die zich hoe langer hoe meer te oud voor deze maatschappij voelt. Onlangs probeerde O’Brien nog een officieel TikTok-account op te zetten, maar hij voelde zich al snel te oud voor dat soort geinigheid. Meer zelfs, hij keerde zich af van het internet en gooide zich tijdens de lockdown op boeken die dateren van voor het internettijdperk. Terwijl iedereen connectie zocht in zoomvergaderingen, wandeldates en vuurkorfgesprekken trok Conor zich terug in zijn veilige cocon om te sleutelen aan zijn vijfde album.
Wat lockdowns betreft was O’Brien zeker niet aan zijn proefstuk toe. Zo besloot hij in 2009 zelf de video voor “The Meaning of the Ritual” te maken en sloot hij zichzelf 35 dagen lang op in zijn huis tot het filmpje af was. Bij quasi ieder nieuw Villagers-album nam hij zoveel creatieve hooi op zijn vork dat hij zich moest afzonderen om de nummers in hun definitieve plooi te kunnen leggen. Dat O’Brien zich deze keer echter een jaar lang kon zoet houden met zijn nieuwe album, had ook wel grotendeels te maken met geluk. De laatste opnamesessies met zijn band en producer David Wrench (Frank Ocean, The xx, FKA twigs) stonden net op tape toen ook Ierland een lockdown afkondigde. Zo werd zijn meest collaboratieve album tot nu toe toch weer in alle rust en eenzaamheid afgewerkt.
Zijn lockdowndagen vulde hij met nieuwe hobby’s, boeken lezen en goeie films, en hij liet zich inspireren door jazzlegendes Duke Ellington en Alice Coltrane. Terwijl hij verder schaafde aan teksten en nieuwe arrangementen uitprobeerde, verlegde hij zijn focus van verhalende nummers naar rijkere instrumentatie en gevoelens. Door dat vele gepruts en gefriemel laat hij zijn nummers bijzonder fysiek en tastbaar klinken. Fever Dreams barst van de kleine effecten op zijn stem, kraakjes en bibberende gitaren alsof je het album beluistert op een stoffige platenspeler.
‘When your blood is pumping, and it’s all or nothing / You get the sense of something bigger than you’, zo opent Fever Dreams. Het gevoel van iets groots, iets groters dan jezelf dat als een beschermende, bedreigende of onthullende gaas over je heen hangt. Dat ‘something bigger’ kan je overigens haast letterlijk opvatten: Villagers is niet meer de eenmansband die het ooit geweest is. Neen, Conor O’Brien laat zich tegenwoordig duidelijk inspireren door andere bandleden en andere genres. Het is niet alleen een logische verderzetting van The Art of Pretending to Swim, waar Villagers al een grootser geluid liet opmeten, maar ook een gewaagde nieuwe richting in hun muzikale carrière. Vorige albums leunden meer richting de schrijfmanskunsten van O’Brien, terwijl de muzikale arrangementen vaak ondergeschikt waren. Op Fever Dreams trekt O’Brien voluit de kaart van zijn instrumentatie. Teksten worden vereenvoudigd, zonder veel aan verhalende kracht of mystiek in te boeten.
Eerste single “The First Day” is al meteen zo’n schot in de roos. Ook in zijn uitgeklede versie is O’Briens tekst intrigerend, maar dankzij de overweldigende trompetten en strijkers komt het nummer met de deur in huis vallen. Wat begon als een minimaal elektronisch demootje dat O’Brien vluchtig opnam op een Iers festival, is uitgegroeid tot een van Villagers’ meest straffe nummers waar het zelfvertrouwen van afspat. Die bescheiden Ierse jongemannen zijn stevige geroutineerde en rotgetalenteerde muzikanten geworden.
Ook al klinkt Villagers op Fever Dreams op zijn uitbundigst, toch schuilt er steeds een addertje onder het gras. Wie niet oplet en zich laat inpalmen door de sympathieke gluiperd op “So Sympatico” merkt niet dat die het eigenlijk niet zo goed met je voorheeft. O’Brien verkende al de vermoeiende en verwarrende datingwereld op “Fool” en lijkt ook hier eerder op zijn hoede. Ondanks de uitgesponnen lengte houdt hij het bij slechts een handjevol woorden. De rijkdom ligt deze keer nadrukkelijk in de arrangementen. Niet langer verliest hij zich in groteske verhalen of emoties; de fenomenale saxofoonsolo doet dat wel voor hem.
“Song in Seven” krijgt de wat ondankbare taak om tussen twee ijzersterke singles te staan, maar weet met zijn gemoedelijke groove wel lekker weg te luisteren. Ook “Momentarily” is na dat geweldige slot van “So Sympatico” een eerder bescheiden nummer dat het vooral van zijn golvende piano, eenzame trompetten en O’Briens intrigerende stem moet hebben. Sfeer en groove nemen hier opnieuw de bovenhand en voeren je mee naar een late avond in een groezelige jazzbar.
Ondanks die gemoedelijkere toon, weet Villagers ons toch ook van de sokken te blazen en te verrassen. “The First Day” en “So Sympatico” waren twee heel onverwachte, maar overheerlijke singles, en daar mag een nummer als “Circles in the Firing Line” zich zeker bij aansluiten. O’Brien heeft het over ‘demagogic logic’ en ‘a date with doom’ terwijl hij klaagt dat ze zijn favoriete droom naar de vaantjes helpen. Dan slaat een fijne gitaar solo echter een bruggetje naar een totaal onaangekondigde punkoutro en slaat Conor ons echt met verstomming. Wie kon weten dat hij ook een stevig stukje rockgitaar in zijn vingers had? We kunnen al niet wachten om hem samen met zijn band loos te zien gaan op een podium.
En dan waagt Villagers met “Restless Endeavour” misschien wel de grootste gok op Fever Dreams. Een groots jazzy en orkestraal arrangement wordt opgehangen aan de luttele twee woordjes uit de titel. O’Brien hoeft ons deze keer niet te overtuigen met een woordenstroom of meeslepende verhalen, want onder zijn leiding kan zijn band ook heerlijk meeslepend en instrumentaal uit de hoek komen. Hij geeft zich helemaal over aan de muziek en klinkt als een echo die haast helemaal verdwijnt in de overweldigende drums, blazers en strijkers. Het is een duidelijk teken dat de band Villagers over de jaren heen heel sterk op elkaar is ingespeeld en het geluid dat Conor O’Brien voor ogen heeft tot in de perfectie kan benaderen of zelfs overstijgen.
De rode draad doorheen het album is het credo ‘The more I know, the more I care’, dat hier en daar opduikt. Hoe we die zin echt moeten interpreteren, laat de band evenwel in het midden. Hoewel O’Brien met klem benadrukt dat Fever Dreams geen pandemiealbum is, moeten we toch onwillekeurig denken aan onze nieuwe realiteit die soms meer op een vreemde koortsdroom lijkt dan een rooskleurige utopie. “Full Faith in Providence” stelt ons geloof in die realiteit danig op de proef. Het moet van “I Saw the Dead” geleden zijn dat O’Brien bij ons nog eens de haren overeind wist te krijgen, niet van extase maar van puur ongemak. Het nummer krijgt steun van zulke vreemd vervormde stemmen dat we zelf gaan twijfelen aan hun echtheid, en hoewel een rustige piano je door het nummer leidt, kan je nooit echt op je beide oren slapen.
Ook titelnummer “Fever Dreams” zet ons meerdere keren op het verkeerde been en eindigt in een draaikolk van stemmen die het thema van deze plaat nog eens dik en vet onderstrepen. De vergelijkingen met Bob Dylan en andere folkhelden mogen stilaan opgeborgen, want op Fever Dreams meet Villagers zich een nieuwer en breder geluid aan. Het is duidelijk dat Villagers vol kiest voor het experiment en nieuwe horizonten wil verkennen. Ook al vindt Conor O’Brien zichzelf geen rockheld, hier laat hij toch glimpen van rock-‘n-roll zien. Fever Dreams is misschien niet de meest consistente plaat van Villagers, maar is zeker wel de meest gewaagde. Als een volleerd turner weet O’Brien na een aartsmoeilijke oefening nog een elegante afsprong neer te zetten.
Op 10 januari 2022 speelt Villagers in Trix.
*Tekst: Jasper Verfaillie
*Bron: dansendeberen.be
Tracklist:
01. Something Bigger (0:48)
02. The First Day (4:10)
03. Song In Seven (4:05)
04. So Simpatico (7:02)
05. Momentarily (5:31)
06. Circles In The Firing Line (6:34)
07. Restless Endeavour (3:03)
08. Full Faith In Providence (3:49)
09. Fever Dreams (6:02)
10. Deep In My Heart (4:21)
Comments # 0